Het kompas gebruiken
Als het apparaat over een kompas beschikt en is
geactiveerd, draait zowel de pijl van het kompas als de
kaart automatisch in de richting waarnaar de bovenkant
van het apparaat wijst.
Selecteer
Menu
>
Kaarten
en
Positie
.
Het kompas activeren — Druk op 5.
Het kompas deactiveren — Druk nogmaals op 5. De
kaart is naar het noorden gericht.
Het kompas is actief wanneer er een groene omtrek
zichtbaar is. Als het kompas moet worden gekalibreerd, is
de omtrek van het kompas rood of geel.
Het kompas kalibreren — Draai het apparaat in een
continue beweging rond alle assen totdat de omtrek van
het kompas groen is.
De nauwkeurigheid van het kompas is beperkt.
Elektromagnetische velden, metalen objecten of andere
externe omstandigheden kunnen de nauwkeurigheid van
het kompas nadelig beïnvloeden. Het kompas moet altijd
goed worden geijkt.
Over